De ontbrekende dimensie: Intelligence binnen de studie van internationale betrekkingen door Bob de Graaff

Uitgesproken bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar Intelligence and Security Studies aan de Universiteit Utrecht op 2 maart 2012.

In vroeger eeuwen was er geen wezenlijk onderscheid tussen een diplomaat en een spion.1 In de loop van de tijd creëerden processen van bureaucratisering en professionalisering een functioneel onderscheid tussen beide betrekkingen. Langzamerhand werd ‘spionage’ een vies woord voor diplomaten, zoals blijkt uit de woorden van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Henry Stimson uit 1929: ‘Gentlemen do not read each other’s mail’, waarmee hij de signals intelligence-capaciteit van de Amerikaanse Black Chamber de nek omdraaide.2 De diplomatie in zijn moderne vorm werd door haar beoefenaren verabsoluteerd tot traditionele diplomatie, en spionage werd gezien als bedreiging daarvan.3 Ook op het hoogtepunt van de Koude Oorlog waren er daarom tal van diplomaten die er alles aan deden om spionnen van hun eigen land buiten hun werkterrein te houden.4 Zo ontstond, in weerwil van de feitelijke ontwikkeling, het idee dat intelligence de donkere onder- of achterkant van de ‘normale’ internationale betrekkingen was, niet langer een wezenlijk bestanddeel ervan.

Lees de hele oratie hier